Doorbraak voor onderzoek
“Toen ik 18 jaar geleden met dit onderzoek begon, wist niemand waar het met HMSN precies fout ging”, begint Erik. “Inmiddels is dat gelukkig anders. Wat we hebben ontdekt, is dat mensen met HMSN type 2D ziek worden omdat ze een tekort hebben aan het molecuul tRNA. Door een fout in het DNA wordt dit molecuul als het ware ‘gekaapt’. Daardoor kunnen belangrijke eiwitten onvoldoende gemaakt worden en sterven de zenuwen af.” In eerder onderzoek ontdekte Erik met zijn team dat een extra voorraad tRNA ervoor kan zorgen dat de zenuwen gezond blijven en er helemaal geen klachten ontstaan. Kortom: met extra tRNA word je in theorie niet ziek. Maar hoe krijg je het tRNA in de cel? Dat blijkt een uitdaging te zijn.
Een nieuwe invalshoek
“Eerst hebben we het verpakt in microscopisch kleine druppeltjes (nanodeeltjes) vet,” vertelt Erik. “Die lieten we samensmelten met de celwand zodat het tRNA naar binnen kon. Maar deze route liep dood, het lukte niet om het tRNA op de goede plek te krijgen. Bovendien weten we inmiddels dat tRNA niet super stabiel is. Zelfs als je het de cel in krijgt, valt het na een paar weken uit elkaar en zou je opnieuw moeten beginnen.”
De onderzoekers gooiden het daarom over een andere boeg. Wat als je niet het tRNA de cel in brengt, maar een stukje gezond DNA? Een gentherapie waardoor het lichaam zelf meer van het belangrijke tRNA gaat produceren? “Met een ‘virale vector’ – een aangepast virus waar je niet ziek van kunt worden – kunnen we het DNA in de cel afleveren. Het ingebrachte DNA zorgt dat er weer genoeg tRNA wordt aangemaakt én het blijft zijn werk doen. Je hoeft deze therapie dus in principe maar één keer in te spuiten.”
In het laboratorium werkt het
In het laboratorium hebben we de eerste stappen gezet. “We hebben laten zien dat we met onze virale vector de zenuwcellen bereiken. En als we het stukje DNA inbrengen in een ziektemodel voordat de klachten ontstaan, lijkt het erop dat we de ziekte kunnen voorkomen.” Of dat ook bij mensen zo zal zijn, is nog niet te zeggen. Erik benadrukt dat ze nog niet zover zijn dat ze de therapie kunnen testen bij mensen. “Dat gaat nog zeker vijf jaar duren, zo niet langer. We moeten nog heel wat stappen zetten voordat dat kan.
Van lab naar mens
Nu is het natuurlijk zo dat de meeste mensen met HMSN zich pas melden als ze al klachten hebben. Een volgende grote vraag is dan ook of toediening nadat de eerste symptomen zijn ontstaan óók een therapeutisch effect heeft. Erik: “Kunnen we de ziekte dan vertragen of stoppen? Of misschien zelfs de symptomen verbeteren? Dat vind ik een hele spannende vraag. Op het moment dat de klachten optreden, zijn de zenuwen namelijk al beschadigd.”
De enige manier om daar achter te komen, is meer onderzoek te doen. Erik: “We vinden het geweldig dat het Spierfonds in ons gentherapieonderzoek investeert.”