“Rond 2010 hebben we de oorzaak gevonden voor FSHD”, vertelt geneticus prof. dr. Silvère van der Maarel. “We ontdekten toen dat er bij mensen met FSHD een eiwit in de spieren zit dat daar niet thuishoort. De aanwezigheid van dit eiwit - DUX4- veroorzaakt het progressieve spierverlies.” Daar wil Silvère samen met neuroloog prof. dr. Baziel van Engelen iets aan doen. “Wij willen met gentherapie een specifiek signaal uit het DNA verwijderen”, legt Silvère uit. “Dit signaal zorgt bij mensen met FSHD voor de aanmaak van DUX4. Door dit signaal weg te halen wordt er geen DUX4 meer aangemaakt, terwijl alle gezonde processen gewoon doorgaan.”
Mogelijk effect in een deel van de cellen
“Gentherapie is in principe iets dat je één keer doet”, legt Baziel uit. “Je corrigeert het DNA, waarna de cel stopt met het aanmaken van het eiwit DUX4. Maar om iemand echt te genezen, zou je het DNA in elke cel van elke spier moeten veranderen, zodat er nergens meer DUX4 wordt aangemaakt. Dat is helaas niet haalbaar.” Silvère: “Toch kunnen we mogelijk al een positief effect bereiken als je maar een deel van de cellen kunt behandelen. We weten namelijk dat sommige FSHD-patiënten zowel zieke als gezonde cellen in hun spieren hebben. En we weten dat deze mensen in het algemeen minder ernstige klachten hebben en minder snel achteruitgaan dan mensen bij wie alle spiercellen ziek zijn. Die kennis is heel belangrijk. Hoe groot het deel cellen moet zijn dat we moeten behandelen om effect te zien, dat moeten we nog ontdekken.”
Van cel in een schaaltje naar een heel lichaam
Dat de ingreep werkt op celniveau in een schaaltje hebben de onderzoekers bewezen. “Een belangrijke sprong is al gemaakt”, vertelt Baziel. “We weten dat we de truc met succes kunnen uitvoeren in spiercellen die we van patiënten krijgen. Als Silvère met zijn team in het DNA van die cellen dat ene specifieke signaal wegknipt, kunnen ze geen DUX4 meer aanmaken.” De volgende stap is nu om te kijken of het ook in het lichaam werkt. Dat gaan de onderzoekers nu testen in het laboratorium.
Achteruitgang tegengaan
“FSHD uit zich meestal pas tussen je vijftiende en twintigste levensjaar. Daarom kijken we naar twee dingen”, vervolgt Silvère. “Ten eerste: wat gebeurt er als we de behandeling doen vóórdat er klachten zijn, kunnen we de ziekte daarmee dan voorkomen? En ten tweede: wat gebeurt er als er al klachten zijn, kunnen we de achteruitgang dan stopzetten of misschien zelfs voor verbetering zorgen?
Lees meer